volgende
vorige

6 De zeehonden

De zeehond die in de waddenzee leeft is de gewone zeehond en is grijs. De zeehond is 3 kwart van zijn leven in het water. Een zeehond zwemt met zijn staart. Als hij die op en neer beweegt schiet hij door het water. De zeehond is helemaal gestroomlijnd. Hij heeft niet eens oorschelpen. Zijn oren zitten helemaal in zijn vacht. Zoals ik al zei, zwemt de zeehond met zijn staart. Daarom kan hij niet zo goed, als hij bedreigd wordt op het land, wegkomen. Dat komt omdat zijn voorpoten te ver naar boven zitten om op de grond te komen. Hij moet zich dus met zijn staart naar voren weten te werken.

De paartijd bij zeehonden is in de zomer. De mannetjes komen als eerste in het paargebied aan en hopen een lief vrouwtje te vinden. Als een mannetje en een vrouwtje gepaard hebben, gaat het mannetje weer naar de zee toe. Het vrouwtje gaat zich dan helemaal dik eten. Een zeehondenvrouwtje kan zelf een beetje kiezen wanneer ze haar jong krijgt. Dat moet ze wel goed doen. Namelijk als het net eb is. Dan gaat ze naar een zandbank, en laat haar jong geboren worden. Een pasgeboren jong van de gewone zeehond is niet wit met een pluizige vacht, zoals bij de meeste soorten. Het jong van de gewone zeehond is al meteen grijs. In de buik van de moeder is het jong al een keer verveld.

Als het jong geboren is, moet het al kunnen zwemmen. Als het jong niet meteen kan zwemmen na zijn geboorte, kan het niet overleven. Als het al snel weer vloed wordt, moet het jong met zijn moeder de zee in. De eerste paar dagen blijven moeder en jong dan in de zee. Dan gaan ze weer terug naar een zandbank, om uit te rusten. Het jong kan zich dan beter ontwikkelen en wordt een heel goede zwemmer. In de tijd dat ze op de zandbank zijn, eet de moeder bijna niet. Het jonge zeehondje maakt dan een dikke speklaag en na ongeveer 5 weken kan hij zichzelf redden. De moeder gaat dan ook weg.



volgende
vorige